In 2017 namen rechters zo’n 60.000 keer een beslissing over het ouderlijk gezag over een kind. Meestal ging het hier om zaken waarin beide ouders het (gezamenlijke) gezag aanvroegen. Bij zo’n 10.000 zaken was het één ouder die de rechter vroeg hem het gezag toe te kennen.
Gezag
Iedereen die minderjarig is (jonger dan 18), staat onder ouderlijk gezag. Het hebben van het gezag betekent dat je de plicht en het recht hebt om het minderjarige kind op te voeden en te verzorgen. De moeder heeft altijd automatisch gezag, omdat het moederschap vaststaat. Wordt het kind binnen het huwelijk geboren, dan heeft ook de vader automatisch gezag. Ben je niet getrouwd, dan kun je als vader een verzoek indienen bij de rechtbank om het gezag te krijgen. Meestal werkt de moeder hier gewoon aan mee en is dit geen probleem. Soms gaat dit echter niet zo makkelijk en moet er een rechtszaak komen. De rechter besluit dan of het gezag wordt toegekend of niet.
Eénoudergezag
Vraagt de vader het gezag niet aan, dan heeft alleen de moeder het gezag. In dat geval spreek je van éénoudergezag. In dat geval mag de moeder zelfstandig alle beslissingen over het kind nemen, zonder hierover met de vader te overleggen. Hierbij kun je denken aan beslissingen over bijvoorbeeld medische ingrepen, schoolkeuze en andere belangrijke keuzes in het leven van het kind. Het kan ook gebeuren dat beide ouders gezag hebben, maar dat één van de ouders het gezag kwijtraakt. Dit kan alleen als er sprake is van ongeschiktheid of onmacht. Of als er sprake is van misbruik van gezag, grove verwaarlozing, slecht levensgedrag en veroordeling voor bepaalde misdrijven. Ook als je voor twee jaar of langer de gevangenis ingaat kun je je gezag kwijtraken. Het verzoek tot ontheffing of ontzetting uit het ouderlijk gezag kan worden gedaan door de andere ouder, die bijvoorbeeld van mening is dat de situatie bij de ex voor het kind niet veilig is. Maar ook pleegouders of de Raad voor de Kinderbescherming kunnen naar de rechter stappen.