“Sinds 2005 jouw online juridische hulp”

Procesreglement alimentatieprocedure

  • Ga je scheiden, dan zul je heel wat rechtbankstukken tegenkomen.
  • Laat je hierdoor niet uit het veld slaan. Kom je er niet uit, trek dan aan de bel.
  • Heb je ergens vragen over? Je mag ons altijd even bellen!
9,5
Klanten vertellen

1271 beoordelingen

Lees voor

Bijna alle zaken die te maken hebben met je scheiding kunnen uiteindelijk geregeld worden bij de rechtbank. En die rechtbank heeft overal procesreglementen voor. Hieronder vind je een voorbeeld van zo’n reglement: het Procesreglement Alimentatieprocedure.

Onderaan deze pagina kun je doorklikken naar belangrijke documenten die bij het procesreglement horen: de controlelijst alimentatieverzoekschriften, de referteverklaring en de oproepingsbrief zitting.

Wat is het Procesreglement alimentatieprocedure?

Het Procesreglement alimentatieprocedure is een reglement dat doorlopen moet worden als de vaststelling van de alimentatie via de rechtbank verloopt. Je advocaat kent dit procesreglement en voert de regels die erin staan uit. Hij moet jou uitleg geven over die regels.

Het Procesreglement alimentatieprocedure geldt voor alle rechtbanken in Nederland. Het procesreglement geeft je een idee van de documenten die je kunt tegenkomen als je gaat scheiden. Laat je tijdens je echtscheidingsprocedure niet imponeren door documenten als dit procesreglement. En zit je met vragen? Schroom dan niet om ze te stellen aan onze juridische medewerkers, jouw advocaat of de advocaat van je partner!

Procesreglement alimentatieprocedure

In werking getreden op 1 april 2002. Laatstelijk gewijzigd met ingang van 1 april 2004.

1. Algemeen

1.1. Van alle berichten aan de rechtbank dient tegelijkertijd een afschrift aan de wederpartij te worden gezonden. Uit het bericht moet blijken dat hier aan is voldaan.

1.2. Op alle berichten dient het zaaknummer en/of rekestnummer te worden vermeld.

1.3. Indien niet aan het voorgaande wordt voldaan, wordt het bericht teruggezonden en wordt op de inhoud geen acht geslagen, tenzij het een verweerschrift betreft.

1.4. Voorzover met een rolmededelingensysteem wordt gewerkt, worden rolmededelingen als schriftelijke mededelingen in de zin van dit reglement beschouwd.

1.5. Een werkdag is niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag (Algemene Termijnenwet).

1.6. Indien meer dan één bijlage wordt overgelegd, dient daarbij een inhoudsopgave gevoegd te worden en dienen de bijlagen genummerd te worden.

1.7. Bescheiden die in een vreemde taal zijn gesteld, moeten zijn voorzien van een beëdigde vertaling in de Nederlandse taal.

2. Indiening verzoekschrift

(zie ook artikelen 4, 278 en 799 Rv)

2.1. Iedere werkdag kan een verzoekschrift met bijlagen in tweevoud ter griffie worden ingediend. Indien sprake is van meer (dan één) belanghebbenden, dienen voor deze belanghebbenden extra verzoekschriften met bijlagen te worden bijgevoegd.

2.2. Bij de indiening van het verzoekschrift moeten de volgende bescheiden worden overgelegd:

  • een GBA-uittreksel van gerekwestreerde; gedateerd, gewaarmerkt en niet ouder dan drie maanden;
  • de scheidingsbeschikking en het bewijs van inschrijving;
  • de beschikking/het scheidingsconvenant waarvan wijziging wordt verzocht;

en bij kinderalimentatie tevens:

  • een afschrift van de geboorteakte(s) van het/de betreffende kind/kinderen.

2.3. Zodra het verzoekschrift is ontvangen, wordt het ingeschreven. Tevens wordt een ontvangstbevestiging met vermelding van het zaaknummer aan de procureur van verzoeker gestuurd.

Wanneer bij indiening van het verzoekschrift niet alle ingevolge artikel 2.2. over te leggen bescheiden ter griffie zijn binnengekomen, wordt dit bij voormelde ontvangstbevestiging tevens aangegeven. De ontbrekende bescheiden moeten zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vóór afloop van de verweertermijn in één keer worden overgelegd. Zie bijlage 1: controlelijst alimentatieverzoekschriften.

Wanneer na afloop van de verweertermijn wordt geconstateerd dat verzoeker aan de verplichting van artikel 2.2. niet volledig heeft voldaan zonder dat daarvoor vóór afloop van de verweertermijn schriftelijk klemmende redenen zijn aangevoerd, kan verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.

Indien niet tijdig schriftelijk klemmende redenen zijn aangevoerd, wordt er van uitgegaan dat verzoeker geen prijs stelt op een mondelinge behandeling.

Niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege, indien vóór het verstrijken van de hierboven vermelde termijnen een verweerschrift is ingediend.

2.4. Een afschrift van het verzoekschrift wordt aan gerekwestreerde en aan eventuele andere belanghebbenden gestuurd. Daarbij wordt de termijn vermeld, waarbinnen deze een verweerschrift kunnen indienen. Deze termijnen bedragen:

  • binnen Nederland: 4 weken;
  • buiten Nederland: 3 maanden.

Het afschrift van het verzoekschrift wordt, in geval nog geen procureur bekend is, door de griffie aangetekend verzonden.

3. Verweerschrift/referte

(zie ook artikelen 22, 282, 801 Rv)

3.1. Indiening verweerschrift:

Op ieder moment tot aan de afloop van de verweertermijn kan een verweerschrift worden ingediend.

Het verweerschrift met eventuele bijlagen wordt in tweevoud ingediend.

Wanneer de draagkracht en/of de behoefte betwist wordt/worden, dienen bij het verweerschrift de bescheiden genoemd in artikel 5.3. te worden overgelegd.

3.2. Verzoek tot uitstel indiening verweerschrift:

Een verzoek tot uitstel indiening verweerschrift dient binnen de verweertermijn schriftelijk te worden ingediend.

De procureur van verzoeker kan uiterlijk binnen één week na datering van het uitstelverzoek schriftelijk reageren.

Op het uitstelverzoek wordt als volgt beslist:

– het eerste verzoek wordt altijd toegestaan voor een termijn van maximaal vier weken;
– ten aanzien van de volgende verzoeken geldt:

  • zij moeten met redenen zijn omkleed;
  • de procureur van gerekwestreerde die uitstel verzoekt deelt daarbij mede of verzoeker instemt;
  • wanneer verzoeker schriftelijk bezwaar maakt tegen de verlenging, zal het verzoek worden afgewezen, tenzij sprake is van klemmende redenen. Bij toewijzing zal een termijn van maximaal vier weken worden gegeven;
  • wanneer verzoeker schriftelijk instemt met de verlenging, wordt het verzoek toegewezen, ook als de gevraagde termijn langer is dan vier weken, tenzij daardoor de procedure onredelijk wordt vertraagd. Van onredelijke vertraging is in het algemeen sprake als sinds de inschrijving van het inleidend verzoekschrift één jaar is verstreken. Voor zover het gevraagde uitstel deze termijn van één jaar overschrijdt, wordt het afgewezen. Als voor afloop van deze termijn geen verweerschrift is ingediend, wordt de zaak als verstekzaak afgedaan.

De beslissing op een uitstelverzoek als hiervoor bedoeld, wordt schriftelijk aan partijen medegedeeld.

3.3. Indien een niet door een procureur vertegenwoordigde gerekwestreerde laat weten verweer te willen voeren, zal, onder terugzending van door gerekwestreerde ingezonden stukken, worden geantwoord

  • dat een verweerschrift alléén door tussenkomst van een procureur kan worden ingediend en
  • dat, indien geen verweerschrift wordt ingediend, mondelinge behandeling achterwege blijft, tenzij de rechter anders bepaalt.

3.4. Sanctie bij te laat ingediend verweerschrift:

Te laat ingediende verweerschriften zullen worden geweigerd tenzij:

a) verweerder een schriftelijke verklaring van verzoeker overlegt, waaruit blijkt dat deze geen bezwaar heeft of

b) verweerder schriftelijk klemmende redenen aanvoert, die de te late indiening rechtvaardigen.

3.5. Referteverklaring:

Tot aan de afloop van de verweertermijn kan een referteverklaring worden overgelegd.

De referteverklaring is een schriftelijke door gerekwestreerde ondertekende verklaring, opgesteld conform bijlage 2 bij dit reglement en geautoriseerd door een advocaat, waaruit genoegzaam blijkt dat gerekwestreerde kennis heeft genomen van het verzoekschrift, dat geen verweer zal worden gevoerd en dus ook wordt afgezien van een behandeling ter zitting.

Een referteverklaring heeft tot gevolg dat vanaf het moment van ontvangst daarvan de verweertermijn niet verder afgewacht behoeft te worden, alvorens te kunnen beslissen op het ingediende verzoek tot alimentatie, zodat – indiende stukken overigens compleet worden bevonden – aanstonds een datum voor beschikking zal worden bepaald, zonder dat behandeling hoeft plaats te vinden, met uitzondering van een eventueel verhoor van minderjarigen.

Voor de indiening van een referteverklaring is geen griffierecht verschuldigd.

Voor een voorbeeld, zie bijlage 2: referteverklaring.

4. Verweerschrift op zelfstandig verzoek

(zie ook artikel 282 lid 4 Rv)

De hiervoor onder artikel 3 opgenomen bepalingen betreffende het verweerschrift gelden ook voor het verweerschrift op zelfstandig verzoek.

Het verweerschrift mag uitsluitend betrekking hebben op het (de) zelfstandig(e)verzoek(en).

5. Behandeling ter zitting

(zie ook artikelen 22, 27, 279, 801 en 803 Rv)

5.1. Afzien van behandeling ter zitting:

Wanneer zowel verzoeker als verweerder schriftelijk aan de rechter hebben laten weten af te zien van een behandeling ter zitting, blijft deze achterwege, tenzij de rechter termen aanwezig acht toch een behandeling ter zitting te gelasten.

5.2. Dagbepaling:

Zodra de procedure zover is gevorderd dat in een zaak een behandeling ter zitting dient te worden bepaald, wordt een datum daarvoor vastgesteld.

Bij het bepalen van de zittingsdatum wordt uitgegaan van een oproepingstermijn van 6 tot 8 weken.

De oproeping voor de zitting en het opvragen van nog ontbrekende informatie geschieden per brief conform het model in bijlage 3: oproepingsbrief zitting.

5.3. Instructie:

Wanneer de behoefte en/of de draagkracht van partijen of één van hen betwist wordt/worden, dient ten minste de volgende financiële informatie uiterlijk tien kalenderdagen vóór de zitting te zijn overgelegd:

a. van een werknemer de jaaropgaven over het vorige (of voorvorige) jaar en de laatste drie loonopgaven en/of uitkeringsspecificaties;

b. van een zelfstandige de laatste drie vastgestelde jaarrekeningen en over de tijd daarna de voorlopige cijfers, ook tussentijdse, beide met toelichting;

c. de laatste drie aangiften inkomsten- en vermogensbelasting, indien bestaand, met de bijbehorende aanslagen;

d. een specificatie van de woonlasten met bewijsstukken;

e. bewijsstukken van de eventuele schuld(en) en opgave van de restantschuld(en) en restantlooptijd, alsmede opgave wanneer en waarvoor deze schuld(en) is (zijn) aangegaan en bewijs van aflossing van die schuld(en);

f. een bewijsstuk en specificatie van de premie ziektekostenverzekering alsmede opgave van de (eventuele) bijdrage van de werkgever daarin;

g. bewijsstukken van eventuele andere bijzondere kosten;

h. de van belang zijnde financiële gegevens van de nieuwe partner van de alimentatieplichtige;

i. een draagkrachtberekening (over en weer) met alle daaraan ten grondslag liggende bescheiden voor zover hiervoor nog niet vermeld;

j. een behoefteberekening met alle daaraan ten grondslag liggende bescheiden voor zover hiervoor nog niet vermeld;

k. bij kinderalimentatie een berekening van de draagkracht van de verzorgende ouder en de onderhoudsplichtige stiefouder;

l. een convenant (voor zover aanwezig en van belang).

In de oproepingsbrief worden de ontbrekende bescheiden aangegeven.

Deze brief dient – voor zoveel nodig – als bevel bedoeld in artikel 22Rv.

De rechter kan besluiten op informatie die na de hierboven genoemde termijn is binnengekomen geen acht te slaan.

5.4. Verhinderdata:

De zittingsdatum zal worden vastgesteld zonder vooraf aan partijen verhinderdata op te vragen.

Partijen kunnen binnen tien kalenderdagen na verzending van de oproep schriftelijk uitstel van de eerste behandeling ter zitting vragen, zulks onder gelijktijdige opgave van verhinderdagen van beide partijen voor een door de rechtbank te bepalen periode.

Een met inachtneming van vorenstaande regels gevraagd uitstel zal altijd worden verleend.

5.5. Inlichtingen/informatie verschaffen tijdens of na afloop van de behandeling ter zitting:

Indien tijdens de behandeling ter zitting wordt geconstateerd, dat nog nadere informatie nodig is, kan de rechter:

  • ofwel een nieuwe dag bepalen voor voortzetting van de behandeling ter zitting met daarbij een termijn waarbinnen de informatie moet worden verschaft en zo nodig een termijn voor de wederpartij om op de verschafte informatie te reageren,
  • ofwel een termijn bepalen waarbinnen de informatie moet worden verschaft en zo nodig een termijn voor de wederpartij om op de verschafte informatie te reageren.

Deze termijnen zijn fataal in die zin, dat de rechter geen acht zal slaan op informatie of reacties die na afloop van de gestelde termijnen zijn binnengekomen. De te laat ingekomen informatie wordt teruggezonden.

5.6. Verzoeken om uitstel van de behandeling ter zitting:

Op verzoeken om uitstel, die na afloop van de in artikel 5.4. genoemde termijn zijn ingediend, wordt als volgt beslist:

  • wanneer de wederpartij bezwaar maakt, wordt het verzoek slechts toegewezen als degene die uitstel vraagt schriftelijk klemmende redenen aanvoert; bij inwilliging wordt in beginsel een uitstel van maximaal vier weken verleend, voor zover het zittingsrooster dit toelaat;
  • wanneer de wederpartij schriftelijk instemt en de rechtbank daarvan uiterlijk vijf werkdagen voor de zitting kennisneemt, wordt het verzoek toegewezen, tenzij daardoor de procedure onredelijk wordt vertraagd. Van onredelijke vertraging is in het algemeen sprake als sinds de dag waarop de behandeling voor de eerste keer was bepaald één jaar is verlopen. Voor zover het gevraagde uitstel deze termijn overschrijdt, wordt het afgewezen.

De partij die uitstel vraagt, dient de verhinderdata van beide partijen op te geven voor een door de rechtbank te bepalen periode.

De beslissing op een uitstelverzoek als hiervoor bedoeld, wordt schriftelijk aan partijen medegedeeld.

6. Verhoor van minderjarigen

In alimentatiezaken, waarin minderjarigen van 16 tot 18 jaar zijn betrokken, worden deze opgeroepen voor verhoor.

Deze oproep wordt ook gedaan:

  • indien partijen het eens zijn over de alimentatie,
  • indien reeds een schriftelijke verklaring van de betreffende minderjarigen is overgelegd.

7. Uitspraak

(zie ook artikelen 28, 30, 286 tot en met 289 Rv)

Termijn voor uitspraak is:

a. bij verstekken en refertes:

3 weken na het moment dat is geconstateerd dat de zaak gereed is voor beschikking;

b. bij zaken waarin verweer is gevoerd en waarbij is afgezien van behandeling ter zitting:

4 weken na het moment dat is geconstateerd dat de zaak gereed is voor beschikking;

c. bij zaken waarin verweer is gevoerd en waarbij een behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden:

4 weken na de datum van de zitting of – indien toen nog een termijn voor overlegging van nadere informatie en een reactie daarop werd gegund – 4 weken na afloop van de laatstgenoemde termijn.

Zodra zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen op grond waarvan te verwachten is dat de onder c. genoemde termijn niet wordt gehaald, zal ter zitting een langere termijn worden bepaald.

Indien blijkt dat – om welke reden dan ook – de hiervoor vermelde uitspraaktermijnen toch niet gehaald worden, dient dat schriftelijk aan partijen medegedeeld te worden met vermelding van een nieuwe uitspraakdatum.

De hiervoor genoemde termijnen zijn bedoeld als maximum termijnen.

8. Overgangsbepaling

Het reglement is van toepassing op alle procedures vanaf 1 april 2002. Wat betreft de op dat moment lopende procedures is het reglement van toepassing op de proceshandelingen die na 1 april 2002 nog worden verricht.

Voor zover de tekst van 1 april 2004 wijzigingen bevat ten opzichte van de eerdere tekst, gelden deze slechts voor procedures vanaf 1 april 2004 en wat lopende procedures betreft voor proceshandelingen die na 1 april 2004 nog worden verricht.

Bijbehorende officiële documenten:

Meer informatie